Predikant:  ds. B. Broeren uit Katwijk
Organist:  Linda Stolk
Dienstcollecte:  Diaconie
Deurcollecte:  Onderhoud gebouwen

Welkom en mededelingen

Zingen: Psalm 95:1,3 (orgel)

1             Steekt nu voor God de loftrompet,
Hem die ons in de vrijheid zet.
Komt voor zijn aanschijn met verblijden.
Brengt Hem de dank van al wat leeft,
Hem, die ons heil gegrondvest heeft.
Viert Hem, de koning der getijden.

3             Komt, werpen wij ons voor de Heer
die ons gemaakt heeft biddend neer,
wij, die het volk zijn van zijn weide.
Want onze God, Hij gaat ons voor,
Hij trekt met ons de diepte door.
Zijn hand zal ons als schapen leiden.

Stil gebed, bemoediging en groet

Zingen: Gezang 305

1             Waar God de Heer zijn schreden zet

                daar wordt de mens, van dwang gered,

                weer in het licht geheven.

                Als 's Heren woord weerklinkt met macht

                wordt aan het volk dat Hem verwacht

                de ware troost gegeven.

                Zijn Geest weerstaat de valse schijn

                en schrijft in harten het geheim

                van 's Vaders grote daden.

                Zo leven wij om Christus' wil

                te allen tijd gerust en stil

                alleen van zijn genade.

2             O Heer, uw onweerstaanbaar woord

                drijft rusteloos de eeuwen voort

                dat mensen ook verzinnen.

                En waar de weg onvindbaar scheen

                mochten wij door geloof alleen

                de tocht opnieuw beginnen.

                Gij hebt de vaderen bevrijd

                en uit het diensthuis uitgeleid

                naar 't land van melk en honing.

                Hervorm, herschep ook ons geslacht,

                opdat het door de wereldnacht

                de weg vindt naar uw woning.

Gebed bij de opening van het Woord

 

Schriftlezing: Rechters 2:1-5 en 11-19

1De engel van de HEER kwam uit Gilgal naar Bochim. Daar zei Hij: ‘Ik heb jullie uit Egypte geleid naar het land dat Ik jullie voorouders onder ede had beloofd. Ik heb gezegd dat Ik mijn verbond met jullie nooit zou verbreken. 2Maar jullie mochten geen verdragen sluiten met de inwoners van dit land en hun altaren moesten jullie afbreken. Maar jullie hebben niet geluisterd naar wat Ik heb gezegd. Hoe hebben jullie dat kunnen doen? 3Ik heb jullie toch gewaarschuwd dat Ik de inwoners van dit land niet voor jullie zou verdrijven, en dat zij jullie in hun netten zouden verstrikken en hun goden jullie ondergang zouden worden?’ 4Toen de engel van de HEER deze woorden tot de Israëlieten had gesproken, barstte het volk in gejammer uit. 5Ze noemden die plaats Bochim en brachten er offers aan de HEER.

 

11De Israëlieten begonnen te doen wat slecht is in de ogen van de HEER: ze gingen de Baäls dienen. 12Ze keerden de HEER de rug toe, de God van hun voorouders, die hen uit Egypte had geleid, en begonnen achter andere goden aan te lopen die werden vereerd door de volken waartussen ze woonden. Door voor die vreemde goden neer te knielen krenkten ze de HEER. 13Ze keerden Hem de rug toe om Baäl en de Astartes te dienen. 14Toen ontstak de HEER in woede tegen de Israëlieten. Hij leverde hen uit aan roversbenden en aan de hen omringende vijanden, zodat ze daartegen geen stand meer hielden. 15Telkens als ze iets tegen hun vijanden ondernamen, keerde de HEER zich tegen hen, zoals Hij hun gezegd en gezworen had. Steeds weer kregen de Israëlieten het zwaar te verduren. 16Dan liet de HEER een rechter optreden om het volk te leiden en het te bevrijden van de roversbenden. 17Maar ook naar hun rechters luisterden ze niet; ze gaven zich af met andere goden en bogen zich voor hen neer. Binnen de kortste keren dwaalden ze weer af van de weg die hun voorouders waren gegaan: die hadden de geboden van de HEER gehoorzaamd, maar zij niet. 18Steeds wanneer de HEER een rechter liet optreden, stond Hij die bij. Want wanneer het volk zuchtte onder het juk van onderdrukkers, kreeg de HEER medelijden en verloste Hij hen van hun vijanden zolang die rechter leefde. 19Maar wanneer de rechter dan stierf, verviel het volk van kwaad tot erger. Meer nog dan de generatie voor hen liepen ze achter andere goden aan om die te dienen en bogen ze zich voor hen neer. Ze weigerden hardnekkig hun kwalijke praktijken op te geven.

Zingen: Psalm 78:3,14

3             O Heer, hoezeer onwillig en weerbarstig,

                ontrouw van geest, van harte onstandvastig

                is het geslacht dat zich op U niet richtte,

                dat niet volbracht waartoe Gij het verplichtte,

                uw daden en uw tekenen vergat

                die Gij de vaderen bewezen had.

14          Mijn God, hoe snel vergeet men zijn bevrijding.

                Blijdschap valt licht ten offer aan ontwijding.

                Gij Heer, die heilig zijt en heilig voorging,

                vergeten zijn uw heil en uw verhoring

                bij 't volk dat nu schoorvoetend verder trekt,

                maar eenmaal door uw hand werd opgewekt.

Uitleg en verkondiging

Zingen: Op Toonhoogte 182

Genade, zo oneindig groot.

Dat ik, die 't niet verdien

het leven vond, want ik was dood

en blind, maar nu kan 'k zien.

Genade die mij heeft geleerd

te vrezen voor het kwaad.

Maar ook - als ik mij tot Hem keer

dat God mij nooit verlaat.

Want Jezus droeg mijn zondelast

en tranen aan het kruis.

Hij houdt mij door genade vast

en brengt mij veilig thuis.

Als ik daar in zijn heerlijkheid

mag stralen als de zon,

dan prijs ik Hem in eeuwigheid

dat ik genade vond.

Geloofsbelijdenis

Zingen: Gezang 440:4

4             Daarop wil ik gelovig bouwen,

                getroost, wat mij ook wedervaart;

                mij aan Gods vaderhart vertrouwen,

                wanneer mijn zonde mij bezwaart.

                Steeds vind ik daar opnieuw bereid

                oneindige barmhartigheid.

Gebeden

Collecte

 QR28072024.png

Zingen: Gezang 460

1             Loof de Koning, heel mijn wezen,

                gij bestaat in zijn geduld,

                want uw leven is genezen

                en vergeven is uw schuld.

                Loof de Koning, loof de Koning,

                tot gij Hem ontmoeten zult.

2             Looft Hem als uw vaad’ren deden,

                eigent u zijn liefde toe,

                want Hij bergt u in zijn vrede,

                zegenend wordt Hij niet moe.

                Looft uw Vader, looft uw Vader,

                tot uw laatste adem toe.

3             Ja, Hij spaart ons en Hij redt ons,

                Hij kent onze broze kracht.

                Hij bewaart ons, Hij ontzet ons

                van de boze en zijn macht.

                Looft uw Heiland, looft uw Heiland,

                die het licht is in de nacht.

Wegzending en zegen